De “Koloniën van weldadigheid” vormen een grensoverschrijdend project met zeven locaties in België en Nederland. Ze werden gesticht in de 19e eeuw om de armoede terug te dringen door sociale tewerkstelling in nieuwe landbouwnederzettingen. Ze werden opgericht als een sociaal experiment in het toenmalige Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat het levenslicht zag op het Congres van Wenen. In die tijd was Europa sterk verarmd. De koloniën waren “vrij” (voor gezinnen die de kans kregen om kleine boerderijen te runnen) of “onvrij” (grote collectieve structuren voor landlopers en wezen). De oorspronkelijke werking van de koloniën werd later afgebouwd.
Bij de Koloniën van weldadigheid investeerden overheid en particuliere sector samen in de landbouw op onvruchtbare gronden. Enerzijds boden zij toegang tot onderwijs en werkgelegenheid en zorgden ze voor vrede en orde in de samenleving, maar anderzijds gingen ze uit van foute veronderstellingen over de maakbaarheid van de mens en het landschap. De 175-jarige geschiedenis van de koloniën toont de lange weg die Europa heeft afgelegd ten aanzien van sociaal gemarginaliseerde mensen en hun lang miskende rechten als volwaardige leden van de samenleving, die nu in het Handvest van de grondrechten van de EU zijn verankerd.